Taal verandert en de Schrijfwijzer verandert mee. Daarom een volledig herziene editie van dit naslagwerk dat al sinds 1979 hét kompas is voor schrijvend Nederland en Vlaanderen. De Schrijfwijzer geeft antwoorden op vragen waarmee iedere schrijver worstelt. Hoe schrijf ik zó dat de lezer niet afhaakt? Wat is de functie van de puntkomma? Hoe schrijf ik overzichtelijke zinnen? En natuurlijk ook 1001 taalkwesties, zoals het gebruik van hen – hun, de tussen-n en : aaneenschrijven, streepje of spatie.
Ben je docent en wil je een docentexemplaar van Schrijfwijzer? dien dan een aanvraag in per mail naar marketing@boomhogeronderwijs.nl o.v.v. instelling, opleiding, vak, verwacht aantal studenten en startdatum.
Deze zesde editie, met nieuwe voorbeelden en duidelijker uitleg, is nog beter toegespitst op de verschillende gebruikersgroepen: studenten, secretaresses, journalisten, ambtenaren en andere schrijvers. Of je nu online teksten of een afstudeerscriptie schrijft, bij het beantwoorden van taalvragen gaat het niet alleen om losse taalkwesties, maar ook om de tekstkwaliteit.
Het boek geeft toegang tot de vernieuwde en verrijkte schrijfwijzer.nl met:
Jan Renkema begon zijn loopbaan als taalkundig adviseur van de Tweede Kamer, was jarenlang eindredacteur van het maandblad Onze Taal, werd daarna hoogleraar cultuurwetenschappen en vervolgens hoogleraar tekstkwaliteit. Hij schreef talrijke artikelen over stijl, taalpolitiek en begrijpelijkheidsonderzoek, en zo’n twintig boeken over taal en tekst, waaronder Het DNA van Nederland (2017) en Het verwarwoordenboek (2014). Zie ook www.janrenkema.nl.
1 Inleiding
1.1 De indeling van dit boek
1.2 Het is (maar) een handboek
1.3 Het schrijfproces
1.4 Taalregels en gezond verstand
2 Tekstkwaliteit
2.1 Het onderwerp, de schrijver en de lezer
2.2 Het CCC-model
2.3 Een CCC-analyse
2.4 Vijf beperkingen van het CCC-model
2.5 Vijf manieren om het CCC-model te gebruiken
2.6 Zeventig tekstvragen
2.7 Schrijven is door een poort gaan
3 Inhoud en structuur
3.1 Weten wat je schrijft
3.2 Van inhoud naar opbouw
3.3 De alinea
3.4 Het verband tussen zinnen
3.5 De opsomming
3.6 De onderdelen van een publicatie
4 Formulering
4.1 Stijl
4.1.1 Stijlverschillen
4.1.2 Stijl als kleding
4.2 Begrijpelijkheid
4.2.1 Lange zinnen
4.2.2 Lijdende vorm
4.2.3 Naamwoordstijl
4.2.4 Tangconstructies
4.2.5 Zinnen met een lange aanloop
4.2.6 Lange woorden
4.2.7 Moeilijke woorden
4.3 Nauwkeurigheid
4.3.1 Laat de lezer niet met vragen achter
4.3.2 Lege woorden
4.3.3 Schijnprecisie
4.3.4 Eufemismen
4.3.5 Dubbelzinnigheid
4.4 Bondigheid
4.4.1 Overbodige woorden
4.4.2 Pleonasme en tautologie
4.4.3 Voorzetseluitdrukkingen
4.5 Aantrekkelijkheid
4.5.1 Variatie in zinsbouw
4.5.2 Variatie in woordkeus
4.5.3 Beeldend schrijven
4.5.4 Stijlfiguren
4.5.5 Het menselijk element
4.5.6 De toonzetting van een tekst
4.5.7 Politiek correct taalgebruik
5 Eenheid van stijl
5.1 Consistent schrijven
5.1.1 Schrijven vanuit een perspectief
5.1.2 Evenwichtig formuleren
5.2 Onze taal en andere talen
5.2.1 Taalcontacten
5.2.2 Purisme
5.2.3 Zeven argumenten voor buitenlandse woorden
5.2.4 Nederengels
5.2.5 Leenbetekenis en leenvertaling
5.2.6 Barbarismen
5.3 Contaminaties
5.3.1 Het ontstaan van contaminaties
5.3.2 Contaminaties herkennen
6 Taalkwesties, algemeen
6.1 Over goed taalgebruik
6.1.1 Het is niet altijd goed of fout
6.1.2 Regels en normen
6.1.3 De status van woordenboeken
6.2 Misverstanden over taal
6.2.1 De logica van de taal
6.2.2 Redeneren over taal
6.2.3 Taal en rekenen
6.3 Zinsbouw
6.3.1 De tantebetje
6.3.2 Verkeerde samentrekking
6.3.3 Foute beknopte bijzinnen
6.3.4 Onvolledige zinnen
6.3.5 Volgorde van werkwoordsvormen
6.3.6 Onzekerheid over de plaats van het onderwerp
6.3.7 Het splitsen van woorden
6.3.8 Bijzondere woordvolgordes
6.4 Woordkeus
6.4.1 Fout woordgebruik
6.4.2 Nieuwe woorden
6.4.3 Woordvariatie
6.4.4 Betekenisverschillen
7 Taalkwesties per woordsoort
7.1 Werkwoorden
7.1.1 Vervoegingen
7.1.2 De vorm van de persoonsvorm
7.1.3 Hebben of zijn
7.1.4 Problemen met ‘ge-’
7.1.5 De verleden tijd
7.1.6 Het onderwerp tussen enkelvoud en meervoud
7.1.7 Het ‘meewerkend onderwerp’
7.1.8 Veranderende werkwoorden
7.2 Naamwoorden
7.2.1 Het meervoud van inheemse zelfstandige naamwoorden
7.2.2 Het meervoud van uitheemse zelfstandige naamwoorden
7.2.3 De -e achter bijvoeglijke naamwoorden
7.2.4 De trappen van vergelijking
7.3 Voornaamwoorden
7.3.1 Zestien detailkwesties
7.3.2 Dat – wat, hen – hun, enz.
7.3.3 Alle(n), beide(n)
7.3.4 Hij – zij, zijn – haar, dat – die
7.3.5 Met zijn / ons allen, dan ik / mij
7.3.6 Wij worden geadviseerd / Ons wordt geadviseerd
7.3.7 Wij betreuren (het) dat zij is vertrokken
7.4 Lidwoorden
7.4.1 Acht detailkwesties
7.4.2 De of het
7.4.3 Lidwoord-uitval
7.5 Voorzetsels
7.6 Voegwoorden
7.6.1 Vijf detailkwesties
7.6.2 Als, dan, omdat, want, enz.
7.7 Het bijwoord ‘niet’ en andere ontkenningen
8 Spelling
8.1 Inleiding
8.1.1 Korte spellinggeschiedenis
8.1.2 De huidige spelling
8.1.3 Klanken en letters
8.1.4 Spellingvariatie
8.2 Hoofdletters
8.2.1 Begin van de zin
8.2.2 Persoon en functie
8.2.3 Organisatie, opleiding en stroming
8.2.4 Product en publicatie
8.2.5 Aardrijkskundige naam, volk en taal
8.2.6 Feest, historische gebeurtenis en tijdperk
8.2.7 Overige gevallen
8.3 Aaneenschrijven, streepje of spatie
8.3.1 Een streepje voor de duidelijkheid
8.3.2 Samenstelling met bijzondere structuur
8.3.3 Naamwoorden
8.3.4 Werkwoorden
8.3.5 Voorzetsels
8.3.6 Samenstelling met een naam
8.3.7 Buitenlandse woordgroep
8.3.8 Betekenisverschil door spatie
8.3.9 Vaste woordcombinatie
8.4 Afbreekteken
8.4.1 Het afbreeksysteem in zeven regels
8.4.2 Vier afbreekadviezen
8.5 Weglatingsstreepje
8.6 Trema
8.7 Apostrof
8.8 Accenten
8.9 Tussenletters
8.9.1 De tussen-n
8.9.2 De tussen-s
8.10 Oude naamvalsvormen
8.11 Overige spellingkwesties
8.11.1 Zelfstandig naamwoord
8.11.2 Bijvoeglijk naamwoord
8.11.3 Werkwoord
8.11.4 Engelse werkwoorden in het Nederlands
9 Leestekens
9.1 Inleiding
9.2 Komma
9.2.1 Hoofdzinnen en bijzinnen
9.2.2 Bepalingen en zinsdelen
9.2.3 Overige gevallen
9.3 Puntkomma
9.4 Dubbelepunt
9.5 Streepjes
9.6 Haakjes
9.7 Schuine streep
9.8 Punt en puntenreeks
9.9 Vraagteken en uitroepteken
9.10 Aanhalingstekens
9.10.1 Citaat
9.10.2 Aanhalingsteken en leesteken
9.10.3 Bijzonder taalgebruik
10 Overige kwesties
10.1 Afkortingen
10.1.1 Van tekstafkorting tot symbool
10.1.2 Afkorting in afleiding en samenstelling
10.1.3 Het gebruik van afkortingen
10.2 Getallen
10.3 De opmaak van een pagina
10.4 Brieven
10.4.1 Een voorbeeldbrief
10.4.2 De onderdelen van een brief
10.5 E-mailconventies
10.6 Schrijven voor online media
10.7 Academisch schrijven
10.8 Tabellen
10.8.1 Een voorbeeld van een tabel
10.8.2 Rijen en kolommen
10.8.3 Tekst of tabel
10.9 Literatuuropgave
Register
Je hebt een zakelijk account nodig om dit product te kunnen bestellen. Je bent nu ingelogd met het e-mailadres: .
Wil je dit e-mailadres gebruiken voor je zakelijk account?
Ander e-mailadres gebruiken voor zakelijk account Huidig e-mailadres gebruiken voor zakelijk account
Binnenkort verhuist onze website naar Boom.nl/hogeronderwijs. Wil je alvast kennismaken met onze nieuwe website?
Voor een beter begrip