Zingevende gespreksvoering biedt vaardigheden, technieken en werkvormen voor de vakkundige begeleiding bij zinvragen. Het thema zingeving leeft volop onder professionele hulpverleners, maar velen ervaren ‘methodische onhandigheid’ als er zinvragen spelen. Terwijl het concreet vormgeven van zingevende gespreksvoering vaak minder moeilijk is dan wordt gedacht.
Aanknopingspunten bij moeilijke vragen
Aan de hand van vier aspecten van zinvragen die methodische aanknopingspunten bieden, presenteert Zingevende gespreksvoering een bruikbaar handelingsmodel voor hulpverleners. De vier aspecten van zinvragen zijn:
Het handelingsmodel voor hulpverleners is gebaseerd op onderbouwde theorie en dient als een gereedschapskist. De vele praktijkvoorbeelden maken dit boek herkenbaar en toegankelijk.
Voor wie?
Zingevende gespreksvoering is geschreven voor hulpverleners binnen het sociaal-agogisch domein, zoals maatschappelijk werkers. Secundaire doelgroep zijn hulpverleners in het algemeen, coaches en supervisoren, maar ook verpleegkundigen, psychologen en eventueel artsen.
1. Inleiding
2. Traagheid
3. Ambivalentie
4. Raadselachtigheid
5. Waarden
6. Slotbeschouwing
Geraadpleegde literatuur
Dankwoord
Waarom ik? Is dit alles in het leven? Soms is er geen directe oplossing, valt er niets te repareren. Wat nu als onderliggende vragen blijven opspelen. Daarover gaat dit boek.
Zingevende gespreksvoering is de naam voor de vakkundige begeleiding van cliënten bij zinvragen, zodat cliënten bewust de regie over het eigen leven voeren en datgene aanvaarden, wat ze niet kunnen veranderen. Pijn, onzekerheid en verlies maken deel uit van het leven. De begeleiding richt zich op het ontwikkelen van nieuwe perspectieven op de situatie.
In 4 hoofdstukken komen vier aspecten van zinvragen die corresponderen met vier methodische invalshoeken:
1. Traagheid – Uithoudingsvermogen en Naar de pijn toe bewegen
Het proces van zinvragen kent z’n eigen tijd. Pijn die de cliënt niet wil accepteren, verandert in lijden. In te zetten: erkenning, gevoelsreflectie, stilte, focussen en mindfulness.
2. Ambivalentie – Dialoog
De mens heeft verlangens, gevoelens en idealen die soms onverenigbaar zijn en naast elkaar bestaan. De cliënt leert omgaan met de vele kanten van de belevingswereld. In te zetten: perspectiefwisseling door tweestoelendialoog, cognitieve defusie en mindfulness.
3. Raadselachtigheid – Verbeelding
Sommige ervaringen zijn niet te bevatten met de ratio. In te zetten: rituelen, metaforen, verhalen om het vertrouwde referentiekader te doorbreken.
4. Waarden – Zelfreflectie op keuzes
Cliënten leren hun persoonlijke waarden op het spoor te komen, zodat zij bewuste keuzes kunnen maken en regie over het eigen leven nemen. In te zetten: tijdcirkel, grafrede, reflectievragen.
Waarom gekozen is voor deze vier zingevingsaspecten en niet drie - want overlap in beschrijving van cases en methodieken – of voor bijvoorbeeld de rollen uit de TA, wordt niet duidelijk; de aspecten vormen wel een goede kapstok voor de beschrijving van
• grondhouding (aandachtig, invoelend, niet veroordelend aanwezig zijn) en
• mogelijke valkuilen van hulpverlener (o.a. kritisch zijn op eigen neigingen en overtuigingen);
• een rijkdom aan oefeningen. De oefeningen komen voort uit methodieken als Acceptance and Commitment Therapy, Geweldloze Communicatie, Theorie van presentie en Mindfulness-Based Stress Reduction, Verbeeldingskracht.
Het boek is helder en toegankelijk geschreven en ingedeeld; in het dankwoord staan de betrokkenen vermeld. Zingevende gespreksvoering lost problemen niet op, het biedt de hulpverlener wel inzicht en tools om het lijden, de benauwdheid of paniek van de cliënt ‘op te lossen’.
Els Pet van CommCoach - Coach en supervisor, trainer van coaches en counsellors
Het beste uit jezelf halen
Marjoleine Vosselman
Je hoeft geen natuurtalent te zijn om na verloop van tijd en moeite je werk heel goed te gaan doen. Binnen organisaties worden er veelvuldig coachingstrajecten ingezet om leerprocessen te ondersteunen. Marjoleine Vosselman pleit ervoor om binnen die trajecten meer aandacht te schenken aan zingeving.
Tijdens een training gespreksvoering demonstreerde een deelnemer zo´n prachtig gesprek dat ik spontaan uitriep: ‘Je bent een natuurtalent.’ De deelnemer straalde van oor tot oor, maar zelf had ik achteraf gemengde gevoelens over mijn compliment. Een natuurtalent is iemand die ergens van nature in uitblinkt, die zich met andere woorden niet erg hoeft in te spannen om ergens heel goed in te zijn. Dat is natuurlijk mooi, maar een overwaardering voor dat moeiteloze uitblinken doet te weinig recht aan de waarde die schuilt in een ontwikkelingsproces waarin iemand stap voor stap, langzaam maar zeker, ergens steeds een beetje beter in wordt. Het idee dat je een natuurtalent zou moeten zijn om iets goed te kunnen, draagt bij aan een mythe dat je kunt uitblinken zonder bloed, zweet en tranen. Alsof het met een aangeboren talent vanzelf gaat. En hoeveel van die natuurtalenten zijn er nou eigenlijk? Ik ben zelf jarenlang psychologiedocent geweest in het hbo en na twaalf jaar durf ik te beweren dat ik een goede docent ben, maar een natuurtalent, nee. Ik heb het vak moeten leren met vallen en opstaan. Ik weet nog goed dat ik in mijn eerste jaar zat te tobben over een les die naar mijn oordeel ‘slecht’ verlopen was. Mijn mentor die destijds twaalf jaar ervaring had als docent, sprak relativerend: ‘Als jij net zo lang als ik in het onderwijs zit, doe je het beter dan nu. Maar dat betekent niet dat het nu niet goed genoeg is.’ En inderdaad, ik doe het tegenwoordig beter, veel beter. En met de wijsheid van nu denk ik over dat onderwijsmoment van twaalf jaar geleden: het was inderdaad goed genoeg. Als tegenwoordig iets niet naar mijn zin verloopt, dan verdraag ik dat beter, misschien wel doordat er inmiddels ook momenten zijn waarop ik uitblink. En zo vergaat het de meeste mensen. Ze gaan ergens in uitblinken als ze uren gedraaid hebben en meters hebben afgelegd. Ze hebben zich onzeker gevoeld, hebben fouten gemaakt en daarvan geleerd.
Maar hoeveel ruimte bieden organisaties daar tegenwoordig nog voor? Hoeveel beginnende docenten hebben zo’n relativerende mentor als ik destijds had? Ik zie om me heen dat mensen zich van meet af aan moeten bewijzen. Het is gebruikelijk om resultaatafspraken te maken aan de hand waarvan hun functioneren wordt beoordeeld. De tijdgeest is harder, mensen moeten ‘targets’ halen. Ik zie dat mensen die hun resultaatafspraken (nog) niet kunnen nakomen worden afgerekend nog voordat ze hebben kunnen leren van hun fouten. Ik vrees dat die huidige focus op resultaten de waarde van leerprocessen veronachtzaamt. Er wordt vergeten dat aan resultaten vaak een moeizaam ontwikkelingsproces voorafgaat. Organisaties zouden mensen niet moeten afrekenen op fouten, maar zouden die fouten juist als een noodzakelijk onderdeel van een leerproces moeten beschouwen. Natuurtalenten zijn er immers niet zo veel, maar er zijn wel veel mensen die na verloop van tijd en moeite hun werk heel goed gaan doen.
Gelukkig worden er veelvuldig coachingstrajecten ingezet om die leerprocessen te ondersteunen. In weerwil van de druk vanuit organisaties om vooral resultaatgericht te coachen, pleit ik ervoor om meer aandacht te schenken aan zingeving. Aandacht voor zingeving binnen coachingstrajecten draagt eraan bij dat mensen zich in hun element gaan voelen en dat zij zich voluit inzetten voor wat zij werkelijk belangrijk vinden. Dat is echter geen maakbaar traject naar het behalen van SMART geformuleerde doelen. Zingeving veronderstelt veeleer een oriëntatie op persoonlijke waarden, op dat wat de eigen inspanningen de moeite waard maakt. Als mensen hun waarden in het vizier hebben, brengen zij de discipline op die nodig is om hun talent te ontplooien. Maar dat gaat gepaard wel met een onzeker leerproces, waarbij geen resultaatgarantie wordt geleverd.
Aandacht voor zingeving brengt al met al accentverschuivingen met zich mee. Dit artikel belicht er drie. Ten eerste impliceert aandacht voor zingeving dat mensen zich meer laten leiden door inspiratie dan door ambitie. In het verlengde hiervan veronderstelt zingeving vooral een oriëntatie op waarden en minder op doelen. Tot slot vraagt zingeving eerder om onzekerheidstolerantie dan om beheersing van risico’s.
Ambitie versus inspiratie
Torenhoge ambities maken zingeving vleugellam. Want juist als je graag wilt uitblinken of excelleren kan het moeilijk zijn om de eerste onzekere, want onervaren stappen te zetten en om vol te houden bij tegenslag. Ik zie die verlamming bij veel mensen om me heen. Ze hebben een hobby, of zelfs een passie, waar ze nauwelijks aan toekomen. Ze kunnen zich er moeilijk toe zetten, omdat ze bang zijn ‘dat het niet gaat lukken', 'dat het niet goed genoeg is’, of ‘dat niemand het mooi zal vinden’. Een vriendin die van tekenen en schilderen houdt, krijgt nauwelijks iets op het doek. Ze verdraagt het niet om iets te doen wat ze (nog) niet uitstekend kan. Een cliënt wil eigenlijk graag pianoles nemen, maar vindt zichzelf te oud om het werkelijk goed te kunnen leren. Hij zegt hierover: ‘Ik moet niet zo dromen, maar realistisch zijn’ en begint er überhaupt niet aan. Zo’n vermijdende strategie zorgt ervoor dat we nooit worden geconfronteerd met het akelige gevoel van onzekerheid of je wel goed genoeg bent om je droom te leven. Maar de prijs die we betalen is hoog: we lopen de voldoening mis die het pianospelen (of koken, of tuinieren, of studeren, of ...) zelf zou kunnen brengen. De ambities zijn hoog: een bundel publiceren, concertpianist worden, maar de inspanning is laag. ‘Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg’ is een uitstekende leidraad om onszelf klein te houden.
Ambitie richt de aandacht meer op wat een activiteit moet opleveren dan op de te nemen stappen. Dat kan mensen vervreemden van het hier en nu. De kunst is om je niet blind te staren op de horizon, maar om weloverwogen de ene voet voor de andere te zetten. Het helpt om te zien dat de waarde van onze inspanningen niet afhangt van wat het oplevert. Wie weleens een ervaring van flow heeft gehad, kan beamen dat veel activiteiten in zichzelf vervulling brengen (Csikszentmihalyi,1990). Die bijzondere ervaring waarbij mensen volledig opgaan in wat ze aan het doen zijn, hangt samen met een sterke concentratie op een taak. Tijdens zo’n flowervaring voelen mensen zich in harmonie met zichzelf, met het moment en met hun activiteit. Na zo’n ervaring voelen ze zich niet moe, maar juist verkwikt, vitaal en energiek. Ze voelen zich ten diepste betrokken bij wat zij aan het doen zijn. Ze werken geïnspireerd.
Doelen versus waarden
Vaak zien we dit soort inspiratie bij mensen die hun leven inrichten naar hun waarden, naar dat wat zij werkelijk belangrijk vinden. Met waarden doel ik hier in navolging van de Acceptance and Commitment Therapy (ACT) op persoonlijke waarden.1 Volgens psycholoog Hayes (2011) is een waarde het antwoord op de vraag ‘Als je in een wereld leefde waarin je kon kiezen dat je leven ergens om draaide, wat zou je dan kiezen?’
De grote kracht van waardegericht leven is dat intrinsieke motivatie de grondslag vormt voor het handelen. Mensen spannen zich in, niet omdat het iets moet opleveren, zoals geld of status, maar omdat de activiteit in zichzelf betekenisvol is. Waarden richten de aandacht dan ook niet zozeer op concrete resultaten, maar vooral op de te nemen stappen. Dat betekent wel dat je op voorhand niet altijd weet waar je precies gaat uitkomen. Het is bijvoorbeeld iets anders om jezelf ten doel te stellen dat je over een jaar een stripboek publiceert, dan zo veel waarde hechten aan tekenen, dat je besluit om hier iedere avond tijd voor vrij te maken. Soms levert je inspanning niets meer op dan de vervulling van het ‘doen’. Soms brengt het prachtige resultaten, zoals bij schrijfster Esther Freud. Zij vertelt in een interview in Psychologie Magazine hoe de beslissing om haar tijd te wijden aan wat ze werkelijk belangrijk vindt, haar leven drastisch veranderd heeft:
‘Het grootste keerpunt in mijn leven kwam toen ik op mijn 26ste de beslissing nam om, wat er ook gebeurde, elke dag drie uur te schrijven. Dat heeft mijn leven veranderd: ik wachtte niet langer af tot ik een rol kreeg en iemand anders mijn leven een richting op stuurde, maar nam zélf de verantwoordelijkheid. Ik schreef eerder ook al wel, maar dacht dat ik er niet genoeg discipline voor had en niet genoeg te vertellen had – ten onrechte, zo bleek later. De beslissing elke dag te gaan schrijven heeft me een ander, zekerder mens gemaakt.’
Met haar voornemen pint Esther Freud zichzelf niet vast op resultaten (een boek), maar op inspanning (drie uur schrijven). Daarin schuilt een enorme kracht. Er zijn veel mensen die graag een boek geschreven zouden willen hebben, maar dat is iets heel anders dan het boek daadwerkelijk gaan schrijven. Het kan bijzonder moeilijk voor mensen zijn om te verdragen dat ze een ontwikkeltraject met vallen en opstaan moeten doormaken voordat ze bij het gewenste eindresultaat zijn. Juist de gehechtheid aan het resultaat kan in dergelijke situaties de motivatie ondermijnen. Want wat nu als de gewenste resultaten – vooralsnog – uitblijven? Wat als ‘ze’ het resultaat niet goed vinden? De oriëntatie op de waarde van het schrijven maakt weerbaar tegen dit soort onzekerheden: je doet het niet alleen omdat je iets wilt bereiken, maar omdat het schrijven zelf belangrijk voor je is.
Risicobeheersing versus onzekerheidstolerantie
Een waardegericht leven is geen sluiproute naar geluk of succes. Het blijft onzeker waar je uitkomt, ook als je leeft naar je waarden. En de poging wagen betekent het risico nemen dat je je droom verliest. Met die onzekerheid zullen mensen moeten leren omgaan. Het alternatief is om voor zekerheden te kiezen en geen risico’s te nemen. Maar tegen welke prijs? Een zangdocente vertelde me ooit dat het belangrijkste wat er nodig is om te leren je stem meer bereik te geven, of de hoge noten te halen, vooral lef is. Zingen wordt daarmee risicovoller. Als je de hoge noot haalt, is het geweldig. Als het niet lukt, sla je een flater. Maar wie alleen maar ‘op veilig’ zingt, blijft gegarandeerd vlak en minder interessant. Als het alleen maar ‘goed’ mag gaan, wordt het nooit geweldig. Dat is een paradox. Je kunt niet boven jezelf uitstijgen zonder af en toe het risico te nemen dat het mislukt. Wie het beste uit zichzelf wil halen, ontkomt er niet aan om de grenzen van zijn kunnen te verkennen. Toch vinden veel mensen het extreem spannend om zulke zangrisico’s te nemen, niet alleen bij optredens, maar zelfs tijdens de zangles. Ook tijdens trainingen gespreksvoering zie ik bij de meeste deelnemers terughoudendheid om werkelijk te experimenteren en om iets nieuws te proberen. Ze zijn bang om ‘fouten’ te maken. Terwijl het leuke van trainingen nu juist is dat daar tamelijk risicovrij geëxperimenteerd kan worden, onder het mom van ‘probeer maar en kijk maar wat er gebeurt’. Er kunnen immers geen cliënten de dupe worden. Meestal heeft het echter heel wat voeten in de aarde voordat ik de deelnemers daarvan overtuigd heb. Werkelijk leren is een kwetsbaar gebeuren, juist omdat je fouten maakt en niet ontkomt aan onzekerheid. Het even ‘niet weten’ is een kracht in een leersituatie. Als je het allemaal al weet, dan gaat er niets nieuws gebeuren. Maar met die onzekerheid moet zorgvuldig worden omgesprongen. Er moet ruimte zijn om fouten te maken en vertrouwen in het leerproces dat iemand doormaakt.
Uiteindelijk gaat het alleen bij die zeldzame natuurtalenten vanzelf. De rest van ons zal zijn talenten stap voor stap ontwikkelen met vallen en opstaan. Als coachingstrajecten bijdragen aan het vergroten van tolerantie voor fouten en onzekerheid, dan zullen mensen risico’s durven nemen om werkelijk te leren en belangrijke stappen zetten. Gaan doen wat je werkelijk belangrijk vindt, is immers wat mensen uiteindelijk ten diepste met het leven verbindt. Existentieel psychotherapeut Irvin Yalom (1980) noemt dat ‘engagement’ en volgens hem is het de sleutel tot zingeving. Het zou mooi zijn als ook organisaties doordrongen raken van het belang van zingeving en weer meer ruimte en vertrouwen zouden bieden aan werknemers. Als in plaats van ‘targets’ de mens weer centraal komt te staan. En daarbij gun ik iedereen een relativerende coach of mentor die op zijn tijd zegt: ´Het is goed genoeg.´ Wie erin slaagt om in weerwil van onzekerheid vanuit betrokkenheid te leven en te werken, die blinkt wat mij betreft uit in datgene waar het in het leven werkelijk om draait, namelijk zingeving.
Literatuur
Csikszentmihalyi, M. (1990). Flow: the psychology of optimal experience. New York: Harper & Row.
Hayes, S.C.& Smith, S. (2011). Uit je hoofd, in het leven. Een werkboek voor een waardevol leven met mindfulness en Acceptatie en Commitment Therapie. Amsterdam: Nieuwezijds.
Vosselman, M. & Van Hout, K. Zingevende gespreksvoering. Helpen als er geen oplossingen zijn. Amsterdam: Boom/Nelissen.
Yalom, I.D. (1980). Existential Psychotherapy. New York: Basic Books.
1Het gaat hier dus niet over waarden in de morele sfeer, het gaat niet om morele afwegingen omtrent goed en kwaad. Persoonlijke waarden hebben betrekking op het goede leven en gaan over datgene wat voor een individu werkelijk belangrijk is.
[Bron: Coachlink magazine, april 2014, nr. 1]